De Veluwe, en dus ook Oostereng, bestond in de middeleeuwen uit loofbossen. Het waren natuurwouden. In de middeleeuwen en ook daarna werd er veel gekapt. Zandverstuivingen en heide kwam er voor in de plaats. In 1843 werd er aandacht geschonken aan de ontwikkeling van deze ontstane woeste gronden. Ontginning werd een plicht wanneer woeste grond werd aangekocht. Een ontginningsboerderij aan de grintweg van Bennekom en Heelsum werd de kern van het landgoed Oostereng. Tot 1941 bleef Oostereng in handen van verschillende particulieren. Daarna kwam het in bezit van Staatsbosbeheer
In 2002 werden alle gebouwen afgebroken en werd het terrein aan de natuur teruggegeven. Oostereng maakt nu deel uit van de ecologische verbindingszone tussen de Veluwe en de uiterwaarden van de Rijn.
In het verleden ontkwam de huidige boswachterij Oostereng aan de "verzanding". Het was tot 1850 een gebied met hei. Het heidegebied werd rond 1850 ontgonnen en er werden bomen geplant. Op geschikte plekken werden akkers aangelegd.
Reeën, vossen, konijnen, hazen en eekhoorns komen vrij algemeen voor. Een vos of een wild zwijn krijgt men in Oostereng soms te zien.
Vogels die in de Oostereng leven: zwarte specht, boomvalk, buizerd, havik en sperwer. Kleine zangvogels als vinken, mezen en goudhaantjes laten van zich horen.